Het urencriterium vormt een sleutel tot nogal wat belastingvoordeel. De ondernemer die in een kalenderjaar minstens 1.225 uur plus meer dan de helft van de voor werkzaamheden beschikbare tijd in en voor zijn onderneming werkt, heeft recht op meerdere aftrekposten.

Het laatste criterium geldt overigens alleen als hij geen startende ondernemer meer is. Aan welke posten moet je dan denken? Enkele voorbeelden zijn de zelfstandigen- en startersaftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, de meewerkaftrek of toevoegingen aan de oudedagsreserve. Deze aftrekposten kunnen oplopen tot duizenden euro’s aan belastingvoordeel. Maar hier zit een addertje onder het gras. De ondernemer die gebruik wil maken van die posten, en dat voordeel dus niet wil mislopen, moet kunnen aantonen dat hij aan het zogenaamde urencriterium voldoet. Hij wordt gedwongen tijd te schrijven, een wekelijkse urenregistratie op te stellen, die zijn daadwerkelijke tijdsbesteding weergeeft. Doe je dat achteraf, bijvoorbeeld na een kwartaal of een jaar, dan wordt dat niet geaccepteerd, zo blijkt inmiddels uit de nodige rechterlijke uitspraken. Ben je in staat een overzicht te overleggen van je computergebruik, dan biedt dat ook geen oplossing. Althans volgens een beslissing van het Hof Arnhem-Leeuwarden onlangs.

Zelfstandig

Belastingplichtige is een als advocaat zelfstandig gevestigd. Hij claimt in zijn aangifte inkomstenbelasting 2011 de zelfstandigenaftrek. De inspecteur weigert die aftrek omdat volgens hem niet is voldaan aan het urencriterium. Belastingplichtige heeft in 2011 een omzet behaald van 32.956 euro. Zijn uurtarief is 150 euro en dus heeft hij maar 220 directe uren aan zijn onderneming besteed. De inspecteur erkent dat indirecte uren ook meetellen binnen het urencriterium, maar meer dan 1.000 indirecte uren vindt hij niet geloofwaardig. Wat hierin meespeelt, is dat belastingplichtige geen urenregistratie kan overleggen. In de daaropvolgende procedure levert belastingplichtige alsnog zijn urenregistratie aan. Die registratie bestaat uit een overzicht van de tijdstippen waarop een bestand op zijn computer is geopend, aangemaakt of bewerkt. Het daarmee gemoeide aantal werkuren heeft belastingplichtige op 1.190 uur becijferd. Daarnaast heeft hij 40 uur besteed aan het begeleiden van studenten, 115 uur aan piketdienst en 50 uur aan cursussen. Dat brengt het totaal aan uren dat belastingplichtige gewerkt heeft in en voor zijn advocatenpraktijk op 1.395 uur. Het Hof Arnhem-Leeuwarden maakt echter korte metten met deze achteraf opgestelde urenregistratie. Het overzicht van geopende, aangemaakte of bewerkte computerbestanden is onvoldoende bewijs, omdat hieruit niet blijkt welke werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en hoeveel tijd daarmee gemoeid is geweest. Verder is niet duidelijk of steeds sprake is geweest van werkzaamheden die verricht zijn met het oog op de zakelijke belangen van zijn advocatenpraktijk. Belastingplichtige krijgt ook bij de Hoge Raad geen gelijk. Zijn beroep op cassatie wordt zonder nadere motivering ongegrond verklaard.

Commentaar

Deze ondernemer investeerde dus niet voldoende om in aanmerking te komen voor de ondernemersaftrek. Het bijhouden van een nauwkeurige urenregistratie, van week tot week en het liefst van dag tot dag, en dat ook nog tijdens de uitvoering van het werk, is geen gemakkelijke en zelfs ondankbare taak. Maar als de ondernemer kan aantonen dat hij aan het urencriterium voldoet, kan hem dat een fors belastingvoordeel opleveren. En dat maakt het urenschrijven ruimschoots goed omdat het goed betaalde maar vooral declarabele uren oplevert.